Tom heeft een mes in zijn hand.
Ik ben bang om alleen te zijn.
Yanni houdt van chocolade.
De politie is op zoek naar Tom.
We hebben al veel geleerd.
Yanni heeft een fout gemaakt.
Ze is verdwaald, of niet?
Ik ging naar Australië.
Zij is gewend laat op te blijven.
Hij gaf me het bevel om op te staan.
Ik heb het op school geleerd.
Zij houdt van dieren.
Yanni is veertien geworden.
Ik ben verdwaald in het bos.
Hij is verdwaald in het bos.
Niet iedereen houdt van sneeuw.
Waarom heeft Tom dit gekocht?
een inspanningen doen
Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
Ik vraag me af wie er gaat winnen.