te vertellen
Tom heeft hulp nodig.
Ik kan je niet horen.
Tom is niet zo dik als ik.
Ik vind wiskunde leuk.
Heb je onze hulp nodig?
Mag ik de keuken zien?
Tom heeft meer hulp nodig.
Heb je Tom laten rijden?
Ik wou dat iedereen dit wist.
Vraag niet hoe ik dat weet.
Ik ben aan zoiets gewend.
Waarom was je te laat in de les?
Ze kunnen allemaal rijden.
Yanni heeft een nieuw bed nodig.
Weet u hoe lang het rijden is?
In welk land is Tom op dit moment?
Ik vind het leuk om problemen op te lossen.
Ik moet je iets vertellen.
Mijn moeder staat in de keuken.