Wat zegt u?
te willen
te vinden
samenwonen
teruggeven
te brengen
Geef me de vijf!
U kocht brood.
Ik heb rood haar.
Dit is geen hoed.
Doe wat Tom zegt.
Geef me dat niet.
overbrengen
Waar is haar hoed?
Ze kocht een kip.
Is dat een bevel?
Dat is een bevel.
Het werd winter.
Ze woont in dit dorp.
Tom kocht een hond.