Van mij zelf wil ik niet spreken.
Nu kan ik eendeneieren krijgen.
Ik wil niet alleen blijven met Tom.
Het is niet omdat je het kunt, dat het ook moet.
Het is verschrikkelijk!
Ik denk dat dat heel belangrijk is.
Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.
te helpen
te liggen
hij vroeg me
ik vroeg haar
Ik heb veel pijn.
Iedereen bleef.
Ik kan je helpen.
Ik kan niet helpen.
het had een open raam
Hoe maakt men brood?
Mijn koffie is koud.
Er is een probleem.
Het doet nog steeds pijn.