Wat doe je?
Ik kom terug.
Hoe oud ben je?
Hoe oud is hij?
Hoe oud bent u?
Dat boek is oud.
Ik kom zo terug.
Ik kom snel terug.
Doe het licht uit.
Ze is acht jaar oud.
Waarom kom je niet?
Ik ben dertig jaar oud.
Ze is niet zo oud als Mary.
Hoe doe je dat met je hand?
Ik dacht dat je om Tom gaf.
Ik ben negentien jaar oud.
Mijn huis is oud en lelijk.
Wanneer kom je terug naar huis?
Ik kan je dit boek aanbevelen.
Dit is mooi.