Hoe gaat het met je vader?
Yanni kwam thuis van zijn werk.
goed af zijn
ik moest
jij moest
hij moest
Iedereen gaat.
Yanni wist wat hij moest doen.
Wie ben je?
dacht het kleine meisje
Ze wist niet wat ze hier zou kunnen doen.
u hebt
jij hebt
in bad gaan
Het kind wil iets.
Wat wil Tom nog meer?
Welke bus moet ik dan hebben?
Waar is de badkamer?
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Wie is dat in de badkamer?