Tom vindt je leuk.
Dit is mijn vrouw.
Ik zoek een oude man.
Ik ben ook leraar.
Ken je Tom toevallig?
Nee, ik ken de les niet.
Voor wie ben je bang?
Waarom is Tom niet moe?
Uw boek ligt op tafel.
Ik ben van niets bang.
op vakantie gaan
Ben je op vakantie?
Het ging allemaal fout.
Ik ben verdwaald.
Bent u verdwaald?
Ik heb het nog niet nodig.
Het geld ligt op de tafel.
Ik zie Tom vaak in het park.
We zijn verdwaald.
Die mensen daar ken ik niet.