Wat doet Jan hier?
Dit huis is klein.
Ben je daar geweest?
Dat zou je moeten weten.
Jij bent de grootste.
Dat is niet moeilijk.
Ik ben er nooit geweest.
Weten je ouders waar je bent?
Op een dag zullen we het weten.
Weet je toevallig waar ze woont?
Kun je een restaurant aanbevelen?
Mensen kunnen niet leven zonder water.
Kun je een goed restaurant aanbevelen?
En toch zei zij, dat ze een echte prinses was.
Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
te eten
Wat wilde je?
Je moet goed eten.
Hij deed de deur open.
Je mag niet te veel eten.