De koningin is een jaloerse stiefmoeder.
Jezus drijft de duivel uit bij een bezetene.
Dat toneelstuk is gebaseerd op de roman.
Het meeste werk wordt door robots verricht.
De uitbating van het hotel verloopt soepel.
Hij droeg een deftige outfit naar het feest.
Mijn broer en ik zijn samen opgegroeid.
De selectie voldeed niet aan onze gading.
Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.
De ontsteltenis was duidelijk merkbaar.
De woelige zee beangstigde de kinderen.
Japanners zijn in het algemeen beleefd.
De tulband is belangrijk in het sikhisme.
Veel deskundigen betwijfelden dat.
Het was een ingrijpende verandering.
De verdwaalde kinderen zijn gevonden.
Mijn zus is benoemd tot voogd van mijn kinderen.
Waarom heb je mijn bevel niet opgevolgd?
Ik heb een urgente zaak met je te bespreken.
De storing op onze website is verholpen.