Hij had er nog nooit zó gestoord uitgezien.
Hij is moe en hongerig en vooral in de war.
Hij heeft veel zelfvertrouwen.
hij ijsbeerde heen en weer voor de haard
Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.
Hij was een zeer wijs, rijk en machtig koning.
Hij slaakte een kreetje van verrukking toen hij hen zag.
hij was niet parelwit en doorschijnend meer
Eigenlijk had hij aan flarden gereten moeten worden.
Hij heeft zich bekeerd en woont nu als pater in een abdij.
Nu nam de prins haar tot vrouw; want nu wist hij, dat hij een echte prinses bezat, en de erwt kwam in het kabinet van zeldzaamheden, waarin zij nog te zien is, als niemand haar ten minste gestolen heeft.
Hij keerde me de rug toe wanneer ik hem het meeste nodig had.
hij verheugde zich weliswaar op het nieuwe schooljaar
Hij rende naar de keuken en voelde zijn maag driemaal omkeren.
Hij maait het gras iedere zaterdag stipt om twee uur ’s middags.
Hij besefte onbehaaglijk dat iedereen hem aanstaarde.
Hij wist dat Perkamentus die smoes onmiddellijk zou doorzien.
Hij is niet verstandig genoeg om getallen in het hoofd op te tellen.
Nadat hij een nieuwe nier had gekregen hoefde hij niet meer te dialyseren.
toen besefte hij vol afschuw dat iemand zijn voorhoofd afsponste