te laten
Tom zal me dat nooit laten doen.
Tom zou me dat nooit laten doen.
“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
Je had me je moeten laten helpen.
Heb je Tom laten rijden?
Laten we het niet over geld hebben.
Laten we het niet over school hebben.
Ik zal je een paar foto’s laten zien.
Laten we boodschappen doen.
Laten we kijken of we hun aandacht kunnen trekken.
zo prettig, het boven zijn kop te laten uitspatten en op de grond te duiken.
Denk je misschien, dat zij plezier heeft om te zwemmen en het water boven haar hoofd uit te laten spatten?
Rechters laten wanbetalers vaker gijzelen.
Ik moet een paar wonden laten behandelen, met enkele hechtingen.