Understand spoken Dutch

"must (singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Sort descending Dutch Status
For this property, you have to pay a property tax.

Voor dit eigendom moet u onroerende voorheffing betalen.

he must

hij moet

Here’s a list of things that Tom needs to do.

Hier is een lijst met dingen die Tom moet doen.

How do you know which brush or pencil you should use?

Hoe weet je welke kwast of penseel je moet gebruiken?

I don’t know how to explain it.

Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.

I have a cough.

Ik moet hoesten.

I have something that I need to tell you.

Ik moet je iets vertellen.

I have to

ik moet

I have to keep up.

Ik moet bijblijven.

I know that I have to improve my Dutch.

Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.

I need to go to Spijkenisse

Ik moet naar Spijkenisse.

I need to hoover.

Ik moet stofzuigen.

I need to make a phone call.

Ik moet telefoneren.

I need to see that report today.

Ik moet dat rapport vandaag zien.

I need to sell my farm.

Ik moet mijn boerderij verkopen.

I need to sleep.

Ik moet slapen.

I need to take a shower.

Ik moet douchen.

I needed to get a few wounds treated, with a few stitches.

Ik moet een paar wonden laten behandelen, met enkele hechtingen.

If I have to show a lot of guts in the tests, it will be difficult.

Als ik bij de proeven veel lef moet tonen, zal dat moeilijk worden.

In the state of New York you must submit a plan of education, including a list of textbooks that you will use.

In de staat van New York moet je een plan van onderwijs indienen, inclusief een lijst met schoolboeken die je gaat gebruiken.