Ik heb het nog niet nodig.
de kinderen
mijn kinderen
Deze kinderen zijn ook van Tom.
de kamer
een kamer
Wie is het?
waartegen
u bent
als je goed bent
honderdtien
tien over vijf
Tom had iets nodig.
Tom heeft iets nodig.
om er iets aan te doen
honderddertien
honderdveertien
honderdvijftien
Ze kwam!
Wie weet.