Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1342) B (611) C (982) D (675) E (433) F (563) G (333) H (810) I (1368) J (102) K (66) L (421) M (580) N (314) O (329) P (722) Q (29) R (433) S (1469) T (5887) U (122) V (114) W (851) Y (302) Z (13)
English Dutch Recording Learn
a motive

een drijfveer

a mouse

een muis

a muscle tear

een spierscheur

a mushroom

een paddenstoel

a narrow stone staircase

een smalle stenen trap

a necessity because criminals are increasingly sophisticated

een noodzaak, want criminelen worden alsmaar spitsvondiger

a net with much finer mesh

een net met veel fijnere mazen

a new bed

een nieuw bed

a new book

een nieuw boek

a new car

een nieuwe auto

a new creation

een nieuwe schepping

a new dress

een nieuwe jurk

a new house

een nieuw huis

a new leave

een nieuw verlof

a new light

een nieuw licht

a new quill

een nieuwe ganzenveer

a new rescue ship

een nieuw reddingsschip

a new robe

een nieuw gewaad

a new ship

een nieuw schip

a new start

een nieuwe start

a newspaper clipping

een krantenknipsel

a nice house

een mooi huis

a nice sweater

een mooie trui

a non-governmental organisation

een niet-gouvernementele organisatie

A number of Brussels taxi associations today left the Brussels inner ring paralysed.

Een aantal Brusselse taxi verenigingen leggen vandaag de Brusselse kleine ring lam.

a number of conditions

een aantal voorwaarden

a number of sanctions

een aantal sancties

a nutshell

een notendop

A one-way ticket, please.

Enkele reis, graag.

a particular neighbourhood

een bepaalde wijk

a paw

een poot

a pebble

een steentje

a person of flesh and blood

een mens van vlees en bloed

a personality

een persoonlijkheid

a pharaoh

een farao

a phoenix

een feniks