English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1341) B (611) C (979) D (671) E (432) F (563) G (332) H (810) I (1367) J (101) K (66) L (420) M (580) N (314) O (328) P (722) Q (29) R (433) S (1464) T (5881) U (122) V (114) W (851) Y (300) Z (13)

English	Dutch	Learn
a lot of money	een flinke duit	Learn
a lot of nonsense	een hoop stennis	Learn
A lot of people need help from a psychologist.	Heel veel mensen hebben hulp van een psycholoog nodig.	Learn
a lot of suffering	veel leed	Learn
a lot of travelling this month	veel gereis deze maand	Learn
A lot of women buy shoes one size too small, because they find them prettier.	Veel vrouwen kopen schoenen een maat te klein, omdat ze dat mooier vinden.	Learn
a love	een liefde	Learn
a low level of education	een laag opleidingsniveau	Learn
a lunatic	een halvegare	Learn
a magic potion	een toverdrank	Learn
a magnet	een magneet	Learn
a major air raid	een grote luchtaanval	Learn
a major reform	een ingrijpende hervorming	Learn
a malnourished vulture	een ondervoede gier	Learn
a man	een man	Learn
a man in his seventies	een zeventiger	Learn
a man in his sixties	een zestiger	Learn
a man with leprosy	een melaatse man	Learn
a managerial position	een leidinggevende functie	Learn
a map	een plattegrond	Learn
a maze	een doolhof	Learn
a meal	een maaltijd	Learn
a measly dwarf	een miezerige dwerg	Learn
a measuring stick	een meetlat	Learn
A memory is an experience from the past that is stored in memory.	Een herinnering is een ervaring uit het verleden die in het geheugen is opgeslagen.	Learn
A mention in the footnote is sufficient.	Een vermelding in de voetnoot is voldoende.	Learn
a menu please	een menu aub	Learn
a message	een bericht	Learn
a metal detector	een metaaldetector	Learn
a metal drawer	een metalen lade	Learn
a metal tube	een metalen buis	Learn
a misconception	een misvatting	Learn
a mistake	een vergissing	Learn
a mixture of envy and viciousness	een mengeling van afgunst en venijn	Learn
a mop	een zwabber	Learn
a motive	een drijfveer	Learn