Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - K

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (639) B (983) C (160) D (3449) E (1045) F (166) G (784) H (1894) I (1037) J (236) K (657) L (400) M (623) N (352) O (689) P (469) Q (2) R (336) S (966) T (939) U (163) V (1120) W (900) Y (88) Z (752)
Dutch Recording English Learn

kalkoenen

turkeys

kalkoenenei

turkey egg

kalkoens

turkey (adjective)

kalkoense

turkey (adjective, long form)

kalm

calm

kam

comb

kamer

room

kamer met een gedeelde badkamer

room with a shared bathroom

kameraad

companion

kamerorkest

chamber orchestra

kamers

rooms

kamertje

small room

kammen

to comb

kampen

to fight; to wrestle

kamperen

to camp

kampioen

champion

kampt

struggles (3rd person singular)

kan

can (singular)

Kan iemand even helpen?

Can somebody help?

Kan ik een stoel boeken?

Can I book a seat?

Kan ik een tafel boeken?

Can I book a table?

Kan ik gewoon nu een boete betalen?

Can I just pay a fine now?

Kan ik in mijn kamer ontbijten?

Can I have breakfast in my room?

Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?

Do you accept American dollars?

Kan ik met Britse ponden betalen?

Do you accept British pounds?

Kan ik met een kredietkaart betalen?

Can I pay by credit card?

Kan ik mijn telefoon hier ergens opladen?

Can I charge my phone anywhere around here?

Kan ik verzekering krijgen?

Can I get insurance?

Kan je de afspraak naar morgen verschuiven?

Can you move the appointment to tomorrow?

Kan je fluiten?

Can you whistle?

Kan je in detail uitleggen hoe je dat gedaan hebt?

Could you explain in detail how you did that?

Kan je ons meer vertellen over je bedrijf?

Can you tell us more about your company?

Kan je ons meer vertellen over je producten?

Can you tell us more about your products?

Kan je ons meer vertellen over jezelf?

Can you tell us more about yourself?

Kan je saxofoon spelen?

Can you play the saxophone?

Kan men reserveren?

Can you make a reservation?