Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (635) B (980) C (160) D (3439) E (1038) F (163) G (782) H (1889) I (1033) J (235) K (654) L (399) M (623) N (351) O (686) P (469) Q (2) R (331) S (958) T (936) U (161) V (1118) W (894) Y (88) Z (751)

Dutch	English	Learn
Heeft u bediening aan tafel?	Is there table service?	Learn
Heeft u dit in mijn maat?	Do you have this in my size?	Learn
Heeft u een afspraak?	Do you have an appointment?	Learn
Heeft u een grotere kamer?	Do you have a larger room?	Learn
Heeft u een kluis?	Do you have a safe?	Learn
Heeft u een schonere kamer?	Do you have a cleaner room?	Learn
Heeft u iets goedkopers?	Do you have anything cheaper?	Learn
Heeft u iets rustigers?	Do you have anything quieter?	Learn
Heeft u kamers vrij?	Do you have any rooms available?	Learn
Heeft u moeite met plassen?	Do you have difficulty urinating?	Learn
Heeft u snacks?	Do you have any snacks?	Learn
Heeft u tonijn?	Do you have tuna fish?	Learn
Heeft ze je het geld gestuurd?	Did she send you the money?	Learn
heel	very; really	Learn
Heel erg bedankt!	Many thanks.	Learn
Heel erg bedankt.	Thank you very much.	Learn
heel gehavend	very battered	Learn
heel snel	very soon	Learn
heel toevallig	quite by accident	Learn
Heel veel mensen hebben hulp van een psycholoog nodig.	A lot of people need help from a psychologist.	Learn
heel verschillende opvattingen	very different views	Learn
heel wat	many; a great deal	Learn
Heel wat horecazaken hebben bederfbare goederen.	Many catering establishments have perishable goods.	Learn
heelal	universe	Learn
heele	whole (long form)	Learn
heelen	whole	Learn
heen	through (part 2)
heen	away	Learn
heen	there	Learn
heen	around (part 2)
heen en weer	back and forth	Learn
Heen-en-terug, graag.	A round trip, please.	Learn
heenfloot	howled	Learn
heenwedstrijd	leg (of a competition)	Learn
heer	lord	Learn
heer	gentleman	Learn