Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (639) B (983) C (160) D (3449) E (1045) F (166) G (784) H (1894) I (1037) J (236) K (657) L (400) M (623) N (352) O (689) P (469) Q (2) R (336) S (966) T (939) U (163) V (1120) W (900) Y (88) Z (752)

Dutch	English	Learn
haar stoel	her chair	Learn
haar tetten	her tits	Learn
Haar toespraak was zeer scherpzinnig.	Her speech was full of wit.	Learn
Haar uitdrukking veranderde plots.	Her expression underwent a sudden change.	Learn
Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken	Her little feet she had drawn under her	Learn
Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken; maar nu werd zij nog kouder, en naar huis durfde zij niet; zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee.	Her little feet she had drawn under her but now she became colder, but she didn't dare to go home she hadn't sold even one matchbox and she hadn't brought a single penny.	Learn
Haar weefsel herstelt snel.	Her tissue is healing quickly.	Learn
haar zoon	her son	Learn
haard	fireplace	Learn
haardvuur	open fire	Learn
haargroeimiddelen	hair growth products	Learn
haarlak	hairspray	Learn
haarlak en scheerschuim	hairspray and shaving foam	Learn
haarspeld	hairpin	Learn
haas	hare	Learn
haast	almost	Learn
haast	hurry	Learn
Haast Onthoofde Henk	Nearly Headless Nick (the name of one of the ghosts in the Harry Potter books)	Learn
haasten	to hurry	Learn
haat	hate	Learn
Haat je Tom?	Do you hate Tom?	Learn
hachelijke	dangerous; risky	Learn
had	had (singular)	Learn
had ik graag even de vacature met u doorgenomen via telefoon	I’d just like to go over the job with you by telephone	Learn
hadden	had (plural)	Learn
hagel	hail	Learn
hagelen	to hail	Learn
hagelslag	chocolate sprinkles	Learn
hak	heel	Learn
hakken	heels	Learn
hakte	chopped	Learn
hal	foyer	Learn
halal	halal	Learn
halen	to meet a goal	Learn
halen	to bring; to fetch	Learn
half	half	Learn